zondag 8 november 2015

Plant writing, literature approach, Mircea Cartarescu, 2012

The analysing, as mentioned in the previous blog, continues...

spook door zijn kamer doolt, zwelgend in het groen van de planten en in de naargeestigheid van de namiddag, het raam nadert en blijft staan met zijn voorhoofd  tegen  het raam gedrukt, de werkelijkheid van wat hij echt ziet op die van verleden en toekomst verstoken momenten: (118)

de zwarte natte tuin van ome Keffer, de bakker, Paul en Vova die kerspruimen jatten uit een tuin aan de overkant, (118)

ook vervormd tot een enkele veelvoudig vertakte arm, net als de planten in de groene lucht van mijn kamer. Wat was het vroeger gemakkelijk om mijn herinneringen te ordenen, wat een feilloos taxonomisch systeem had ik uitgevonden! (120)

ik meende dat ik het kon begrijpen, dat ik me als een slangenmens achterover kon buigen naar mijn geest om met mijn tanden een roos van mijn hielen te plukken om me vervolgens, onder applaus van de hemelse tribune, weer bevallig op te richten. (120)

Ik wist in die tijd niet dat ik zelf de roos was en dat ik, zonder ruggengraat en zonder wapperende lokken en zonder tanden en zonder hemelse tribune- want afgezien van de roos bestaat er niets-, mezelf tussen mijn handen moest pakken en mezelf moest optillen, mezelf moest aankijken, mijn gezicht tussen de bladeren van purperen fluweel moest stoppen, mijn longen moest vullen met het doorzichtige en loodzware aroma van mijn geest, en dat ik dit op ieder moment van mijn reeƫle en virtuele leven moest doen, want de definitie en de essentie van de geestelijke roos, de roos zelf namelijk in zijn fantomatische bestaan, is niets minder dan de blik die zichzelf bekijkt, het aroma dat zijn neusvleugels openspert om zichzelf te kunnen ruiken, het zwaard dat tot in het oneindige zichzelf snijdt. (121)

Want wanneer hij zichzelf bekijkt, groeien bij een roos, juist daarom, nieuwe bloembkaadjes aan, die ook met een frisse blik dienen te worden bekeken, alsof de wonderbaarlijke bloem op een oogzenuw groeit en wij het onzichtbare ermee zouden kunnen zien. (122)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten